De psychiater vraagt zich af: ‘Hoe gaat het met de patiënt?’ De neuroloog vraagt zich af: ‘Hoe gaat het met de hersenen?’ De psychiater onderzoekt door vraag-en-antwoord (subjectief). De neuroloog onderzoekt door lichamelijke en technische testen (objectief). Begin jaren tachtig zijn de specialisten gescheiden en hebben de inboedel verdeeld. Toch is er veel inboedel die in beide huizen zou kunnen staan.
Op de opname-afdeling van het psychiatrisch ziekenhuis waar ik nu werk is een patiënt opgenomen met een ernstige vorm van het syndroom van Gilles de la Tourette. Hij maakt steeds bewegingen: klappertanden, met de vinger wijzen, trappelen en door de knieën zakken. En hij herhaalt een woord vele malen. Hij heeft deze tics al vanaf kleuterleeftijd.
Maar de patiënt is niet opgenomen vanwege deze tics; hij heeft depressieve klachten met suïcidale gedachten. Hij heeft een inmiddels een lange en indrukwekkende psychiatrische voorgeschiedenis: als kleuter al druk en speels met concentratieproblemen en bang voor verandering, later ook depressieve stoornis, alcoholmisbruik, impulscontrolestoornis, gokverslaving en chronische angst.
Psychiatrische comorbiditeit komt vaak voor bij het syndroom. OCD en ADHD komen zelfs bij 50% van de patiënten voor.
Bewegingsstoornissen (zowel hypokinetische als hyperkinetische) bevinden zich in het grensgebied van neurologie en psychiatrie. Het gaat om een verstoorde interactie tussen cortex, limbisch systeem en basale kernen. De basale kernen selecteren en reduceren de informatie naar de cortex; alleen informatie die relevant is voor het plannen van adequaat gedrag, zowel motorisch als cognitief.
Een ander voorbeeld van een aandoening in het grensgebied is de ziekte van Parkinson. In dit artikel in het Tijdschrift voor Psychiatrie wordt besproken dat de ziekte uiteraard wordt gekenmerkt door de motorische verschijnselen (tremor, hypokinesie, rigiditeit en houdingsinstabiliteit), maar ook door niet-motorische verschijnselen (orthostase, constipatie, sexuele functiestoornissen en urine-incontinentie, maar ook depressieve klachten, angst, apathie, cognitieve klachten, wanen, hallucinaties en impulscontrolestoornissen). Bijna 90% van de patiënten heeft uiteindelijk ook deze niet-motorische verschijnselen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten