Sensitiviteit (Se) en specificiteit (Sp) zijn onafhankelijke kenmerken van een diagnostische test, de voorspellende waarde is een testkenmerk die afhangt van de a priorikans op de aandoening. Toch is er een samenhang tussen deze testkenmerken.
Samenhang
Het ligt voor de hand dat bij toename van de a priorikans de positief voorspellende waarde (PVW) van de test toeneemt en de negatief voorspellende waarde (NVW) afneemt en andersom. Maar behalve van de a priorikans is de voorspellende waarde ook afhankelijk van de Se en Sp. Hoe hoger de Se, hoe hoger de NVW, terwijl de Sp deze nauwelijks beïnvloedt. Hoe hoger de Sp, hoe hoger de PVW, terwijl de Se deze nauwelijks beïnvloedt.
Deze samenhang kan goed worden gebruikt bij het diagnosticeren van de ziekte van Lyme (Lyme-borreliose). Deze aandoening heeft specifieke manifestaties, waarvan erythema migrans de meest voorkomende is. Minder vaak komen perifere facialisparese, radiculopathie, artritis en andere huidaandoeningen voor.
Bij erythema migrans is de a priorikans op Lyme-borreliose meer dan 95%, een aanvullende diagnostische test heeft dan geen zin. Immers, een positieve uitslag verhoogt de kans niet veel verder, terwijl een negatieve uitslag de kans verlaagt tot een onzekere inschatting (bijv. 70%).
Bij de minder vaak voorkomende manifestaties liggen de a priorikansen beduidend lager. In Europese landen waar Lyme-borreliose endemisch is, is aannemelijk gemaakt dat bij het vermoeden op deze aandoening de a priorikans gemiddeld 20% is. Deze kans wordt wel hoger bij meer positieve bevindingen (bijvoorbeeld een patiënt met een radiculopathie die een aantal weken eerder een tekenbeet heeft gehad). Maar de a priorikans komt zeker niet boven de 70%. Dan is een diagnostische test zinvol.
Borrelia-serologie is de test van eerste keuze. De antistoffen ontstaan weliswaar pas 3-6 weken na infectie, maar wel bij vrijwel iedere patiënt. Bij patiënten die > 6 weken klachten hebben zijn de Se van deze test > 95% en de Sp > 80%. Dit betekent dat bij een positieve uitslag van de test de kans op Lyme-borreliose aanzienlijk toeneemt, terwijl een negatieve uitslag van de test de aandoening vrijwel uitsluit.
Bij aspecifieke klachten zoals gewrichtspijn, spierpijn, stijfheid en moeheid is de a priorikans lager dan de eerder genoemde 20%. De diagnostische test heeft dan weer geen zin. Immers, een positieve uitslag verhoogt de kans tot nog altijd een onzekere inschatting (bijv. 30%), terwijl een negatieve uitslag de kans niet veel verder verlaagd.
De samenhang tussen de testkenmerken leidt tot de volgende conclusies:
- Bij een hoge (> 70%) en een lage (< 30%) a priorikans op een aandoening leidt de uitslag van een diagnostische test niet tot een betere inschatting van de kans.
- Bij een gemiddelde a priorikans (30-70%) leidt de uitslag van een diagnostische test wel tot een betere inschatting van de kans op de aandoening
Bronnen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten